Welkom op Dierpedia.nl! Vandaag gaan we het hebben over de grootste en zwaarste vogel op onze planeet. De struisvogel, wetenschappelijk bekend als Struthio camelus, is een lid van de ratietenfamilie, een groep van loopvogels die niet kunnen vliegen. Deze vogels zijn beroemd om hun imposante grootte en snelheid op land. In dit blog gaan we het hebben over hun uiterlijk, leefgebied, gedrag en voortplanting. Én we beantwoorden een belangrijke vraag: Steken ze echt hun kop in ’t zand?
Uiterlijke kenmerken
De struisvogel is met zijn indrukwekkende gestalte de grootste vogel ter wereld en kan tot 2,8 meter hoog worden. Hun lange, krachtige poten zijn aangepast voor hoge snelheden, waarmee ze wel 70 km/u kunnen halen. Opvallend zijn ook hun grote, brede vleugels die, hoewel niet geschikt voor vliegen, helpen bij het balanceren tijdens het rennen. Struisvogels hebben een klein hoofd op een lange, flexibele nek. Hun verenkleed is los en luchtig, met mannetjes die meestal zwarte veren hebben en vrouwtjes die grijsbruin zijn. Grote, expressieve ogen geven de struisvogel een scherp zicht, zodat ze goed kunnen speuren naar roofdieren.
Leefgebied struisvogel
De struisvogel, oorspronkelijk afkomstig uit Afrika, bewoont voornamelijk de uitgestrekte savannes en open vlaktes waar ze gemakkelijk kunnen rennen om aan roofdieren te ontsnappen. Dit machtige dier is aangepast aan de variabele omstandigheden van het Afrikaanse continent, waarbij waterbronnen en groene weides hun bewegingen en populaties sturen.
Interessant is dat soortgelijke grote loopvogels ook op andere continenten worden gevonden, hoewel ze geen directe familie zijn van de Afrikaanse struisvogel. In Zuid-Amerika vinden we de nandoe, vaak aangeduid als Zuid-Amerikaanse struisvogel. Deze vogels leven vooral in de graslanden en bossen van Argentinië, Brazilië en andere delen van het continent. Hoewel kleiner dan normale struisvogels, delen ze veel van hun aanpassingsvermogen aan open habitats.
Nog een ander continent met zijn eigen grote loopvogel is Australië, waar de emoe te vinden is. Deze Australische struisvogel bewoont diverse habitats van bossen tot vlaktes. Net als Afrikaanse struisvogels en nandoes, kunnen emoes niet vliegen en gebruiken ze hun snelle benen om te navigeren door de uitgestrekte en soms ruige landschappen van Australië.
Voortplanting
Elk jaar, meestal tijdens het droge seizoen, begint het grote avontuur van de voortplanting voor de struisvogels. Mannelijke struisvogels doen hun best om de vrouwtjes te imponeren met een indrukwekkende dans. Deze paringsdans is een ware spektakel, waarbij de mannetjes hun veren uitspreiden en hun poten hoog optillen terwijl ze in een cirkel rondrennen, alles om de aandacht van de vrouwtjes te trekken.
Na de paring begint het vrouwtje aan het leggen van haar ei. En wat voor ei dat is! Het struisvogelei is het grootste vogelei ter wereld, soms wel tot 1,5 kilogram zwaar. Met zo’n omvang is het geen verrassing dat het leggen van een ei een flinke inspanning vergt. Na een broedperiode van ongeveer 42 dagen komt het ei uit. De baby struisvogel blijft ongeveer zes maanden bij de moeder voordat het de vleugels uitslaat en zelfstandig op ontdekkingstocht gaat. Benieuwd welke dieren nog meer eieren leggen? Lees dan het blog Welke dieren leggen eieren?
Hoe hard kan een struisvogel rennen?
De struisvogel staat bekend om zijn verbluffende snelheid. Met een topsnelheid van ongeveer 70 kilometer per uur kan deze imposante vogel gemakkelijk ontsnappen aan roofdieren, zoals leeuwen, cheeta’s en luipaarden. Hun lange, krachtige poten maken hen tot de snelste loopvogels ter wereld.
Kop in het zand
Het idee dat struisvogels hun kop in het zand steken als ze bang zijn, is eigenlijk een fabeltje. Struisvogels kunnen hun hoofd niet zo diep in de grond stoppen. Soms buigen ze hun nek laag bij de grond, bijvoorbeeld als ze naar voedsel zoeken, zoals planten en insecten. Mensen hebben dat misschien verkeerd begrepen en gedacht dat ze hun kop in de grond steken als ze bang zijn. Maar eigenlijk blijven ze altijd alert voor gevaar, ook als ze hun nek laag bij de grond hebben.